Je hebt een heel gemixt team. Is dat niet lastig?
“We hebben inderdaad alles in ons team. Assyrische christenen, vluchtelingen uit de regio, maar ook Koerdische moslims en Arabieren vanuit Bagdad. We hebben expats die ZOA aanneemt; niet alleen uit Nederland, maar ook uit Sri Lanka en Egypte. Deze hele mix is een uitdaging. We moeten elkáár begrijpen én de context hier in Irak. Het is belangrijk om goed te luisteren naar wat de hulpvraag van de lokale bevolking is en dit inbrengen in ons team. Onze lokale medewerkers wijzen ons ook weer op andere gebieden waar hulp nodig is.”
Je werkt in voormalig IS-gebied. Hoe is het om hier te zijn?
“Het is surrealistisch en bizar. Toen ik voor het eerst door Mosul reed, zag ik de bouwvallen en totaal opgebroken straten met de bomkraters. Een bakkerij in een gebouw dat op instorten staat. Ik vind het opvallend dat vooral moskeeën herbouwd zijn. UNESCO heeft 50 miljoen gegeven om een monumentale moskee te herstellen van waaruit het kalifaat uitgeroepen is. De meeste mensen willen helemaal niet dat daar prioriteit aan gegeven wordt. Ze willen weer een huis en eten. Aan de andere kant: zou geloof dan toch iets zijn waar mensen hun toevlucht in zoeken? Wat dat betreft is het leed van de afgelopen periode in Irak een gouden kans voor geloofsgesprekken.”
Waarin maakt ZOA een verschil hier?
“We selecteren nauwkeurig welke mensen onze hulp het meest nodig hebben en we gaan niet weg als het moeilijk wordt. Het mooie is dat in het hele hulptraject lokale organisaties betrokken worden die het op den duur van ons kunnen overnemen. Daardoor kunnen we met een gerust hart ook weer weggaan terwijl het werk doorgaat. Maar nu is bij ZOA van uitfaseren nog lang geen sprake. Het herstel is nog zo fragiel.”
Het is een gevaarlijke regio. Ben je weleens bang?
“Ik zeg niet dat ik enorm dapper ben – ik ben geen cowboy – maar wel dat ik alles in afhankelijkheid doe. Ik bid voor mijn team en ervaar dat ik niet bang hoef te zijn. Maar dat er een grote verantwoordelijkheid op mij rust, daar ben ik me wel bewust van. We zijn een zichtbaar target. In onze centra komen veel vrouwen en kinderen. Stel je voor dat er iets zou gebeuren in een centrum, zoals een aanslag… Niets doen is ook geen optie als je ziet hoeveel blijdschap het een kind geeft om daar te komen…”