Het was verschrikkelijk. Zoba (35) uit Tigray is daarom gevlucht.
Ik gun mijn zoon zo graag een veilig leven. Ik kan de gebeurtenissen niet uit mijn hoofd krijgen. Ik denk veel aan wat er is gebeurd. Ik slaap hooguit een paar uur per nacht, de rest van de nacht praat ik met andere vrouwen om alles een plekje te geven, om te praten over de mensen die overleden zijn.
Zoba verblijft nu met haar 14-jarige zoon in een vluchtelingenkamp in Amhara, de naburige provincie van Tigray in Ethiopië.
Ontzetting
In Tigray woonde Zoba in de stad Shire, vlakbij een militair kamp, waar haar man als militair bivakkeerde. Zelf had ze daar een cafeetje, waar mensen snacks, softdrinks en een biertje konden kopen. “Mijn leven was voorspoedig”, vertelt ze. Tot die bewuste nacht in november 2020, waarin ze wakker schrok van geweerschoten. Angstig bleef ze binnen, tot de volgende morgen. Zij en andere bewoners keken vol ontzettend rond. “We zagen zo’n vijftien doodgeschoten mensen op straat. Zo’n dertig mensen waren gewond en huilden om hulp. Ik was in shock. Het was verschrikkelijk. Huilend keken we naar de mannen die waren doodgeschoten. Velen van hen kende ik goed. Debatus, de man van mijn buurvrouw en vader van twee kinderen. Ook Berhanu lag daar, de man van wie ik een huis huurde. En Addissu, die na het werk altijd even een biertje kwam drinken.”
Wat moest Zoba doen? “We waren bang voor nog meer gevechten. Met vijf andere vrouwen en hun kinderen besloten we te vluchten, naar een vallei in de buurt. Een week lang verborgen we ons tussen de grote rotsblokken in de vallei en sliepen we ’s nachts onder die grote stenen om een beetje warmte te krijgen.”
Suikerwater
Na een week besloten ze naar huis terug te keren. “Uitgeput en uitgehongerd haastte ik me naar huis. Maar dat bleek beschoten en leeggeroofd. Alles was weg. Ergens in een hoekje vond ik nog wat suiker. Dagenlang dronken we suikerwater om nog iets binnen te krijgen.” Thuisblijven was voor Zoba geen optie, het was te onveilig en alles was ze immers kwijtgeraakt.